logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent
logo transparent

In 2021 sloten wij het GLB-project af. Na ruim twee jaar konden wij onderbouwde aanbevelingen doen over de agrarische bijdrage van de Veluwe aan de doelen van het toekomstige Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In de gezamenlijke eindrapportage “Naar vijftig tinten groen in ’t kleinschalige cultuurlandschap” deden de collectieven Veluwe, VALA, Utrecht Oost, Midden-Brabant en Noordoost-Twente onderzoek naar de mogelijkheden op het gebied van natuurinclusieve landbouw. Nu 2023 dichterbij komt en daarmee ook het nieuwe GLB, brengen we graag onze deelrapportage voor de Veluwe opnieuw onder de aandacht. In de deelrapportage vindt u een samenvatting van de kennisbijeenkomsten en activiteiten tijdens de pilot, leest u over de rol van de bedrijfsplannen en ziet u een overzicht van resultaten, conclusies en actiepunten.

Op deze pagina leest u de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit de rapportage.

Een centrale onderzoeksvraag

Bij de regionale pilots stonden vijf GLB-doelstellingen centraal.

  • Het afremmen en tegengaan van klimaatverandering.
  • Duurzame ontwikkeling van natuurlijke hulpbronnen (water, bodem en lucht).
  • Bescherming van de biodiversiteit.
  • Het opbouwen van een structuur voor ecosysteemdiensten.
  • Instandhouding van leefgebieden en landschappen.

Uiteindelijk was de onderzoeksvraag voor de regionale pilots: hoe kunnen we biodiversiteit, bodem en waterkwaliteit en duurzaamheid stimuleren, in kleinschalige landschappen op zandgrond? Ieder deelnemend collectief gaf hier op zijn eigen manier invulling aan. In de pilotgroep Veluwe hebben achttien boeren uit de omgeving Nijkerk en Putten veldproeven gedaan met onder andere compostering, randenbeheer en alternatieve teelten voor de melkveesector. Wat blijkt succesvol en welke doelstelling of regelgeving verdient nog aandacht?

Klaver, kruiden en bufferstroken

Goede resultaten werden behaald met de inzaai van grasklaverpercelen. Dit is voor het centraal veehouderijgebied rondom de Veluwe een goede kans voor duurzaam bodembeheer en natuurinclusieve bedrijfsvoering (Integratie van natuur- en productiedoelen). Kruidenrijk grasland  sluit ook goed aan bij de melkveehouderij. Het kan een bijdrage leveren aan robuuste ecosystemen op de Veluwe, mits er in de ecoregelingen gewerkt kan worden met productieve kruidenrijke graslandmengsels en de eerste snede van het maaien uitgesteld wordt, waardoor de kruiden tot bloei kunnen komen.

Ook maatregelen voor randenbeheer met kruidenrijke akkerranden en bufferstroken op grasland zijn zeer kansrijk en passend voor de regio en bodem. Onbemeste bufferstroken zijn laagdrempelig en leveren een bijdrage aan bodem- en waterkwaliteit. Om kruidenrijke akkerranden in te zetten voor de ecoregelingen is het van belang dat de randen ingezet kunnen worden in de bedrijfskringloop.

Mogelijkheden voor de toekomst

Krachtvoer en eiwit van eigen bodem hebben kunnen op zandgrond momenteel alleen in rotatie net uit. Meer onderzoek en investering in veredeling en bodembeheer zijn hier nodig om alternatieve teelten rendabel te maken. Ondanks grotendeels geslaagde teelten binnen de pilot, zijn de saldo’s op zandgrond vaak nog te laag. Door samenwerking tussen akkerbouw en de melkveehouderij  is het echter wel mogelijk om een regionale kringloop te sluiten. De stimulering van gewasrotaties door beleid en ondersteuning om kennis op te bouwen in de praktijk is hierbij essentieel.

Voor onze deelnemers op zandgrond is het gebruik van vanggewassen en groenbemesters van groot belang voor duurzaam bodembeheer. Het relatief lage organische stofgehalte van zandgronden beïnvloedt zowel boer als natuur. Het optimaliseren hiervan is de hoogste prioriteit om ecologie en bodem- en waterkwaliteit naar een hoger niveau te tillen op agrarische grond.

Gedurende de gehele looptijd van de pilot zijn er door ongeveer de helft van de boeren proeven gedaan met composteringen en bokashi.De verwerking van maaisel en organische reststromen tot bokashi en compost is zeer kansrijk in dit gebied: het draagt bij aan het sluiten van lokale kringlopen,en geeft kansen om maaisel te verwaarden en terug te geven aan de bodem.  In de presentatie van de resultaten hebben de collectieven aangegeven dat beleid en regelgeving momenteel nog niet sluitend is om compostering op grotere schaal te gaan inzetten.

En wat werkt (nog) niet ?

Onderzaai in mais is niet effectief op de droge zandgronden van de Veluwe. De onderzaai komt minimaal op en wordt deels vernietigd tijdens de maisoogst. Specifieke biodiversiteitsdoelstellingen  voor de vergroeningspremie  schieten hun doel voorbij omdat ze niet te halen zijn met de laagdrempelige activiteiten in deze pijler.. In de laagdrempelige ecoregelingen van de eerste pijler zal er gezocht moeten worden naar maatregelen die een overlap bieden tussen ecologische en economische motieven. Het specifieke doelsoortenbeheer uit o.a. het ANLB ( tweede GLB pijler) is intensief en maatregelen uit dit pakket zijn (m.u.v. randenbeheer) niet zonder meer op te nemen in de bedrijfskringloop.  De pilot groep adviseert om duidelijk onderscheid te maken tussen het agrarisch natuurbeheer en natuurinclusieve landbouw. Deze twee vullen elkaar aan, en maken samen onderdeel uit van robuuste agrarische ecosystemen.

Krachtvoer en eiwit van eigen land

De huidige regelgeving in Natura 2000 gebieden beperkt  de mogelijkheden om biodiversiteit op grasland te verhogen.  Doorzaaimethodes die gebruik maken van een strokenfrees vallen namelijk onder het scheurverbod. Alhoewel het stimuleren van permanente en oudere graslanden onderbouwd kan worden vanuit klimaat, bodem en water doelstellingen, zijn er ook agrarische en ecologische argumenten voor meer biodiversiteit op grasland, zoals kruidenrijk grasland voor weidevogels en productief kruidenrijk grasland. De ontwikkeling van doorzaai methodes die een groot deel van de grasmat intact laten, onderbouwen het belang van minimale uitspoeling, behoud van bodemleven en structuur, terwijl er kan worden gewerkt aan verschillende biodiversiteitsdoelstellingen. Momenteel is daar geen ruimte voor.

Als laatste obstakel wordt de 80-20 derogatie regeling besproken. De huidige verhouding tussen bouwland en grasland beperkt de mogelijkheden voor melkveehouders op zandgrond om gewasdiversificatie toe te passen voor de teelt van eigen krachtvoer en/of eiwit van eigen land. In ons gebied zijn er twee belangrijke obstakels voor gewasdiversificatie:

  • De saldi van alternatieve eiwit- en krachtvoergewassen kunnen op dit moment nog onvoldoende concurreren met mais.
  • Beleid en regelgeving bieden nog onvoldoende ruimte om gewasrotatie en krachtvoer van eigen land praktisch inpasbaar en rendabel te maken.

Samenwerken aan natuurinclusieve landbouw

Alle resultaten en bevindingen zijn te lezen in de Rapportage GLB pilot Veluwe “Naar vijftig tinten groen in ’t kleinschalige cultuurlandschap”. Hierin vindt u onder andere 14 aanbevelingen om in de toekomst samen te werken aan een meer natuurinclusieve landbouw. Met oog voor landschap, biodiversiteit, natuur, water, bodem, klimaat en verdienmodellen.